Oh, ken je mijn partij tegen Keres niet?
Door: Florian Jacobs
Toen Arthur Jussupow, topschaaktrainer en voormalig wereldtopper, werd gevraagd om een artikel te schrijven over de speelstijl van Mikhail Botvinnik, roemde hij bovenal één kwaliteit: Botvinniks effectieve verwerkelijking van zijn schaakkennis. Nu is schaakkennis iets wat iedere grote schaker in overvloed bezit, maar wat Botvinnik volgens Jussupow van zijn eminente collega’s onderscheidde was de gave om zijn kennis perfect te gebruiken in een partij-situatie. Jussupow vertelt hoe vaak hij in Botvinniks driebandige partijenverzameling een uitdrukking als ‘In deze stelling wist ik al hoe ik zou moeten voortzetten. De plannen waren mij al uit die en die partij bekend’ is tegengekomen. Als Jussupow de genoemde partijen vervolgens bekeek, zag hij op het eerste gezicht geen onmiddellijke gelijkenissen. Pas na grondige studie werd hem de onderliggende samenhang duidelijk. Jussupow noemt het verbazingwekkend dat Botvinnik de gelijkenissen al achter het bord herkende, terwijl Jussupow zelf naderhand in zijn studeerkamer nog steeds grote moeite met enige herkenning had.
In zijn klassieke boek Think Like a Grandmaster geeft Alexander Kotov een voorbeeld van de titanische herkenningskunsten van Botvinnik. Tijdens een groot toernooi in Mallorca speelde Botvinnik tegen de sterke grootmeester Milan Matulovic. De partij werd afgebroken in de volgende, ogenschijnlijk complexe stelling:
Hier lijkt nog van alles mogelijk, nietwaar? Niks hoor. Botvinnik merkte tijdens de onderbreking van de partij op dat deze stelling eenvoudig gewonnen was voor wit. ‘At the appropriate moment there is a decisive knight sacrifice on g6 or h5.’ Nu getuigt het al van groot inzicht om een offer op h5 te zien aankomen voordat P×h5 überhaupt een legale zet is, maar het vervolg van het citaat maakt de verbluftheid van Jussupow helemaal begrijpelijk: ‘I analysed similar positions when I was preparing for my match with Tal.’
Laten we de reikwijdte van deze opmerking eens goed bezinken: Botvinnik speelde tegen Tal om het wereldkampioenschap in 1960 en 1961. In zijn voorbereiding kreeg hij het voor elkaar om een opening dermate gedetailleerd te bestuderen dat hij de structuur van het verre middenspel tot in de uiterste finesses kende. Hij wist waar hij de pionnen moest krijgen en welk thematische offer vervolgens de mokerslag zou betekenen. Toen ik, met deze kennis, de partij tegen Matulovic vanaf het begin naspeelde, kon ik niet aan de indruk ontsnappen dat Botvinnik vanaf de zestiende zet al speelde volgens het winstplan dat hij uitlegt. Het ruilen van alle torens, het vrijmaken van veld b2 voor de dame, de geleidelijke gang van de koningsvleugelpionnen naar g3 en f4, het paard dat op h4 de zwarte pionnen op f5 en g6 alvast onder schot neemt… Het lijkt allemaal vooruitgepland. De partij doet denken aan een minitieuze roman waarin alle ogenschijnlijk losse elementen tot een ontknoping leiden die de schrijver al vanaf bladzijde één in de smiezen moet hebben gehad.
De partij tegen Matulovic eindigde precies zoals de meester had voorzien:
41. g5 Pfg8 42. Pe2 h5 43. Kf1 Lc8 44. Pg3 Ld7 45. Le2 Da4 46. Kf2 Le8 Ready, set, go.
47. P×g6! P×d5 (37…K×g6 38.P×h5 met snel mat op g7; 37…P×g6 38.P×f5 met eenzelfde vernietigende binnenkomst) 48. P×h5 Pge7 49. Dg7+ 1–0
Voilà, grootmeesterlijke voorbereiding in de praktijk. De arme Matulovic, geslachtofferd als de onwetende schlemiel in een grootse roman. Er zijn nog dozijnen voorbeelden te vinden van schaakparallellenkennis in de verzamelde partijen van Botvinnik. Jussupow stipt een paar parels aan in zijn knappe artikel.
Ook hijzelf was eens betrokken bij een machtsvertoon van herkenning van zijn leermeester (Jussupow is een exponent van de beroemde schaakschool van Botvinnik, die onder andere Kasparov en Kramnik heeft voortgebracht). In 1991 speelde de toen 31-jarige Jussupow een kandidatenmatch tegen een rijzende ster, de 22-jarige Ivanchuk, die een paar maanden eerder nog het toptoernooi van Linares had gewonnen met de ongekende score van 9,5 uit 13. Na een remise in de eerste matchpartij wint Jussupow met een fijne technische prestatie de tweede partij. In de derde partij slaat Ivanchuk terug in een geweigerd Damegambiet. Botvinnik was te gast bij de match en zag de verliespartij met lede ogen aan. Na afloop zegt Botvinnik tegen de trainer van Jussupow, Mark Dvoretsky: “O, Jussupow kent duidelijk mijn partij tegen Keres niet!” Toen Dvoretsky dit later aan Jussupow vertelde, was deze aangedaan. Jarenlang al een stabiele toptien speler en de oude meester (Botvinnik was tachtig in 1991) zet je neer als een amateur die zijn klassiekers niet kent. Bovendien geeft Jussupow Botvinnik nog gelijk ook. Vergelijk de volgende stellingen maar eens:
De materiaalverhouding en de pionnenstructuur zijn uniek (afgezien van het pionnetje op h2 of h3). In beide partijen is wit erin geslaagd om e3-e4-f×e4-e5 te spelen en heeft hij zo een centrummeerderheid van 2-0 gecreëerd. Zwart heeft geen pionbreekzetten (c5 is goed onder controle) en het sterke veld op d5 weegt niet op tegen het sterke veld op d6. Daar zal zich snel een paard nestelen, waarna f7 het kind van de rekening wordt. Zwart kan bar weinig inbrengen tegen dit witte plan. De stelling na de 33e zet van Botvinnik spreekt boekdelen:
Zelden zal een pion zo hard om zijn moeder hebben geroepen als die op f7.
Jussupow liet zich minder planmatig naar de slachtbank voeren dan Keres en ging ten onder na een wanhoopsaanval. In beide partijen bleek het witte centrumoverwicht beslissend. Jussupow kende de klassieke partij van Botvinnik weliswaar, maar kon zich de beslissende factor – het dominante witte centrum – en zijn consequenties niet herinneren tijdens de partij. Botvinnik had aan één blik genoeg om zijn eigen centrumkunstwerk, dat hij veertig jaar eerder schiep, voor de geest te halen. Jussupow is grootmoedig: hij schrijft dat hij toen begreep dat hij Botvinnik nooit zou kunnen overtreffen. Wel nam hij de les van Botvinnik ter harte: twee jaar later overspeelde Jussupov collegagrootmeester Lutz vanuit dezelfde opening in een knappe positionele partij, waarin wit nooit tot e4 kwam.
We hoeven niet alles zelf te bedenken in het schaakspel. Studie loont, zeker die van de klassieke partijen. Ieder idee dat we ergens zien wortelt zich in ons schaakgeheugen en wordt hopelijk zelfs intuïtie. Er gaat geen rood lampje branden als je niet al weet waar je naar moet kijken.
Dvoretsky en zijn pupillen. Bron: Dvoretsky; Volume 1: Profession: Chess coach, For friends and colleagues.
Verder lezen:
- A. Kotov, Think like a Grandmaster, London: B. T. Bartsford, 1971.
- A. Jussupow, Botwinniks Spiel, KARL, 3/2005, blz. 24-31.